Vroeg in de ochtend sta ik weer aan de kust te speuren naar zeehonden. Zoals gewoonlijk zijn ze nu ook weer snel gevonden. Toen Ans gisteren was gaan hardlopen stopte een auto vlak bij onze camper. Zo heel veel gebeurt hier niet, dus hield ik in de gaten wat er gebeurde. De man die uitstapte hees zich in een doorwaadpak, haalde een fotorugzak uit de auto, een flink statief, Een objectief wat aan de grootte te zien minimaal een lichtsterke 600MM zou kunnen zijn, en een tas die veel weg had van een camouflage pak. Het verbaasde mij dat hij tegen het donker aankwam, en het verbaasde mij ook (of eigenlijk ook niet) dat hij binnen een half uur alweer terug was en vertrok.
Deze ochtend zag ik zijn auto alweer staan, en naast het speuren naar zeehonden speur ik ook naar de fotograaf. Het duurt een tijdje voordat ik hem in beeld krijg, maar dat komt omdat hij geheel gekleed gaat in een camouflage tent. Af en toe staat hij met tent en al op, en sluipt dichter naar de zeehonden die iedere keer als de tent beweegt bijna een hartverzakking krijgen. Ik loop hem voorzichtig voorbij, en benader een ander groepje zeehonden die mij duidelijk kunnen zien, en zich verder weinig van mij aantrekken. Ik ben op slechts 15 meter van deze beesten verwijderd die zelfs geen aanstalten lijken te maken om voor mij te vluchten. Ik kan op mijn gemak een paar foto’s maken en begin langzaam aan de terugtocht. Af en toe kijken de dieren verschrikt op, en een stukje verderop plonzen enkele zeehonden snel het water in. De man met de tent is weer bezig zijn positie te verbeteren en jaagt daarmee de arme zeehonden die gewend zijn aan mensen maar nog nooit een tent hebben zien wandelen de stuipen op het lijf.
We denken erover om naar de Westfjorden te gaan, en rijden richting Stykkishólmur. We willen eerst het weer voor de komende dagen op internet bekijken en dan pas beslissen. Onderweg stoppen we even bij een mooi uitzichtpunt waar we naar een meertje wandelen en onderweg even stoppen om een waterval te bekijken. Daarna gaat de reis verder naar Stykkishólmur. Het internet leert ons al snel, en ons uitzicht bevestigd dat ook dat het in Patreksfjörður regent en dat dit ook het weerbeeld is voor de komende 5 dagen. De noordkust van IJsland, en het Oosten lijken het er een stuk beter van af te brengen zodat we onze route wederom verleggen naar het betere weer.
De weg die we op de heenweg hebben gemist, de F586 wordt nu wel gevonden, en we beginnen aan de weg die ik beter kan omschrijven als een luxe uitgevoerd karrenspoor. Vergeleken met de andere F wegen die we tot nu toe hebben gehad is deze wel de weg die zichzelf het minst de titel weg mag geven. Kuilen, grote stenen, diepe afgronden en vele doorsteekjes. Voor tegenliggers is hier geen ruimte. Als ik aan Ans vraag waar de weg weer aansluiting vind op de hoofdweg hoor ik haar zeggen: bij Brú. Er gaan een paar alarmbelletjes bij mij rinkelen. Ik had al eens gehoord over een beruchte weg bij Brú die voldoet aan eerder genoemde omschrijving. Alleen had ik me altijd voorgesteld dat deze weg, of beter gezegd pas, in het oosten van IJsland lag. Nu ik zelf op deze weg rijd kan ik me voorstellen dat toch deze pas bedoeld werd. Als we eenmaal de pas weer uit zijn gereden kan ik alleen maar zeggen dat het mij is meegevallen. Maar we hebben dan ook het geluk gehad dat er geen tegenligger in beeld is geweest.
Op de hoofdweg maken we snel weer kilometers, maar genoeg is genoeg en we draaien af bij de Koluglúfur en zoeken daar een plaatsje om te eten en te overnachten.