Ik weet niet meer waarvan ik wakker werd. Was het de wekker die mij waarschuwde dat de zon zich nu snel zou laten zien, of was het misschien het tikken van de regen dat mij vertelde dat ik mij nog rustig om kon draaien omdat de wolken nog wat tijd voor zichzelf nodig hadden.
Als we opstaan is de lucht nog steeds grijs. Zachtjes laat de motregen zich uit de nevel wolken neerdalen. We maken een korte wandeling naar de voet van de gletsjer, al is die korte wandeling al weer een flink aantal meters langer dan vorig jaar.
Mobiel internet heeft ons vele voordelen gebracht. Zo is het nu mogelijk om de telefoon te koppelen aan de laptop en dan met die telefoon een internetverbinding tot stand brengen. Via internet kunnen we dan zien dat het hier helemaal niet regent, maar dat we hier een mooi zonnetje zouden moeten zien. Die weersvoorspellingen hebben ons deze kant in gedirigeerd. Maar het goede weer begint pas bij Vík leer ik uit de laatste update van het weer. Goed weer bij Vík, waar normaal gesproken de meeste regen van heel IJsland neerdaalt had natuurlijk al alarm belletjes bij mij moeten laten afgaan. Integendeel, in blind vertrouwen van dat het internet weerbericht mij voorhoud ook gaat uitkomen rijden we naar Vík. Eenmaal Reynishverfi voorbij zien we de bui al hangen, en dan bedoel ik eigenlijk pas hangen. Ik wist niet dat regen zo ondoorzichtig kon zijn. Een grijs gordijn van water ontneemt veel van het uitzicht. We hebben nog een beetje hoop dat we eenmaal richting Þakgil een stukje van het beloofde zonnetje gaan zien, maar ook dat blijkt ijdele hoop. De negen kilometer lange weg is mooi om te rijden. Af en toe krijgen we iets beter zicht, zodat we weten dat het hier bij mooi weer zeker de moeite waard is nog een keer deze kant uit te gaan.
Hoewel de weg goed te rijden is, zelfs met een gewone twee wiel aangedreven auto, is het met een pick-up voorzien van camperunit nog best een avontuur. De weg is steil, zit vol met kuilen en af en toe hangt de weg nog flink uit het lood. Tijd voor Ans dus om weer eens wat meer 4×4 ervaring op te doen. Het rijden gaat uitstekend, de momenten van schakelen en terugschakelen mag ik haar af en toe (op haar verzoek) influisteren. Met deze vorm van samenwerking komen we weer veilig aan bij de ringweg waar Ans besluit nog best een stuk verder te kunnen rijden zodat ik even mijn ogen kan sluiten.
Bij de afslag naar Landmannalaugar via de 208 verlaten we de ringweg, en in tegenstelling tot wat ik verwachtte wil Ans nog best een stukje verder rijden. Ik vind het wel makkelijk zo en geniet van het nog steeds in dichte nevels gehulde landschap. Als we het bord passeren waarop staat dat we wel eens door een rivier moeten rijden wordt Ans wel wat zenuwachtig. Maar je bent chauffeur, of je bent het niet. Eenmaal bij de rivier aangekomen schakelt Ans naar de lage gearing en rijd vervolgens alsof ze nooit anders heeft gedaan naar de andere kant van het water.
Halverwege de rit ligt de afslag naar de Eldgjá. Vrij vertaald vuurkloof. Een goede locatie om van chauffeur te wisselen en even de benen te strekken door een bezoekje te brengen aan de twee kilometer verderop gelegen Ófærufoss. Een indrukwekkende waterval die een deel van zijn schoonheid verloor toen in 1994 de natuurlijke brug die het onderste deel van de waterval overspande instortte. Maar nu nog steeds is hij de moeite van de wandeling waard.
IJsland, niet altijd zo veilig als we dachten
Al na een paar honderd meter ligt een gigantisch stuk rots net langs het pad. Op zich niet vreemd, want zo liggen er hier honderden. Echter op deze is een bordje gemonteerd waarop staat “land slide 05-06-2010”. Een klein stukje verderop langs het pad een nog groter exemplaar. Hierop een bordje “Land slide 29-07-2011.” Dat was de dag van mijn vertrek uit Nederland, en dus nog maar zeer recent. Met onze ogen volgen we het pad naar boven, dat deze vier kuub grote rots moet hebben afgelegd. Een pad van verwoesting en kleinere stukken steen die in zijn val zijn afgebroken en meegesleurd. We wandelen verder, maar houden de bergwand toch wat beter in de gaten.
Niet veel later rijden we de laatste 30 kilometer naar Landmannalaugar. De weg is hier – laat ik het maar zo zeggen – wat avontuurlijker. De hellingen zijn wat onoverzichtelijker, de wegen wat steiler, de kuilen wat dieper en de doorsteken frequenter. De stukken waar de wegen het smalst zijn en je langs de weg het diepst naar beneden kunt kijken zijn ook de punten waar je het minste overzicht hebt. Je kunt enkel bidden dat je geen tegenliggers op je pad krijgt. Ik besef dat mijn gebeden zijn verhoord als ik net voorbij zo’n punt op een breder stuk van de weg koplamp in koplamp sta met een vervaarlijk uitziende brede rode jeep.
Als de hut van Landmannalaugar in zicht komt kan ik terugkijken op een geweldig mooie route met prachtige te mooi om te omschrijven landschappen.