Menu Sluiten

Een lange rit met tussenstops

Vroeg in de ochtend rijd ik weg bij de Fjaðrárgljúfur. Ik heb hier heerlijk geslapen. Het ontbreken van ieder geluid en natuurlijk de overdadige warmte in vergelijking met het koude water waar ik gisteren door moest waden zijn een uitstekend slaapmiddel. Ik verwacht vandaag vooral veel te rijden. Langs de ringweg is vooral het eerste stuk niet veel te zien. IJsland bestaat hier uit een enorme grote vlakte waar een weg door is aangelegd. Kilometers zonder veel afwisseling, behalve als je er de tijd voor neemt en af en toe stopt om goed om je heen te kijken. Ik wil uiterlijk vrijdag in Reykjavík zijn, dus neem ik die tijd niet.

Mijn eerste stop is midden op de weg met uitzicht op Hjörleifershöfði. Hjörleifershöfði is niet meer dan een gigantische uitstulping in het verder vlakke landschap. Voor de geschiedenis van IJsland is dit echter een belangrijke plek. Terwijl zijn pleegbroer Ingólfur die zich later de eerste officiële permanente kolonist van IJsland mocht noemen zich vestigde op de Höfði die zijn naam mocht dragen zat Hjörleifur met zijn Ierse slaven op deze rots. Vanaf deze rots had Hjörleifur een goed uitzicht op alles wat zich naderde. Wat moet hij zich veilig gevoeld hebben. Waarschijnlijk heeft hij er nooit bij stilgestaan dat hij juist moest uitkijken voor het volk, de Ierse slaven waarmee hij zich omringde. Nadat de slaven hun meester hadden vermoord moeten ze zich toch achter de oren hebben gekrabd, en zich hebben gerealiseerd dat dit natuurlijk niet ongestraft zou blijven. Ze besloten te vluchten en zochten hun heil op de Westmann Eilanden. Ingólfur kon inderdaad weinig sympathie opbrengen voor de daad van de slaven, vond ze terug op hun schuilplaats, vermoorden de mannen en nam de vrouwen en kinderen met zich mee.

Iets voorbij Vík neem ik de afslag naar Reynishverfi waar aan het einde van de weg de Reynisfjara ligt. De Reynisfjara staat in de top 10 van mooiste stranden ter wereld, iets uit de kust staan de rotspunten die samen de Reynisdrangar vormen. Een mooie fotogenieke rotspartij waaraan ik niet makkelijk voorbij zal rijden. Nu dus ook niet. Om de rotspartijen mooi in beeld te kunnen krijgen moet ik naar een stukje strand waar je enkel kunt komen bij laag water. Voordat ik de afslag neem controleer ik eerst middels een App (handig toch die apps) wat het getij is. Het tij is kerend maar staat nu op zijn laagst. Sinds het strand in de top 10 staat is het hier een stuk drukker geworden. Op het strand tel ik meer dan 100 mensen, dat terwijl ik me nog herinner hier alleen gestaan te hebben. De meeste mensen hier zijn aangekomen met bussen en hebben toch niet voldoende om naar “mijn plekje” te lopen. Ik stap snel door omdat ik weet dat het moment om daar te komen maar kort is. Via een kleine doorgang waar ik op handen en voeten door moet kruipen kom ik bij een partij gigantische rotsen waar ik dan weer overheen moet klimmen. Maar even later sta ik toch op “mijn plek”. Hier heb ik het strand voor mezelf, al is het wel zaak om binnen een kwartiertje weer weg te zijn omdat dan de lage doorgang waarschijnlijk overspoeld wordt door de golfslag. Maar ik kan fotograferen en genieten tegelijkertijd, dus geniet ik en zoek naar de mogelijkheden om uit de gegeven situatie de mooiste beelden te halen.

Het kwartiertje gaat snel voorbij en ik spoed me terug naar mijn doorgang. Het is even tellen, wachten tot er een golf doorheen is gespoeld, en dan op hoop en zegen dat er niet nog een golf meteen achteraan komt snel er doorheen. Opstaan, rennen en ik ben weer veilig op het strand. Enkele mensen kijken me vreemd aan. En dan kun je er natuurlijk op wachten dat anderen gaan kijken waar ik vandaan gekomen ben. Terwijl het water snel stijgt kruipen twee dames door de doorgang. Eigenlijk wilde ik terug naar de auto, maar ik besluit toch maar even af te wachten wat er gebeurt. Ondertussen kijk ik naar mensen die rustig in het zand zitten en geen acht slaan op de zee. Totdat natuurlijk ze in eens tot hun knieën in het water staan. De eerste reactie! Om zich heen kijken of iemand het gezien heeft, en ja, die meneer heeft het gezien. Balen… Schaapachtig lachen dan maar.

Even later komen luid giechelend en gillend de twee dames weer tevoorschijn. Ze staan net op het droge als een grote golf de doorgang overspoeld. Ik kan met een gerust hard terug naar de auto.
De Skógafoss ligt vlak langs de doorgaande weg. En de zon schijnt, dus zijn alle ingrediënten voor een regenboog aanwezig. Velen trotseren de koude nevel om zo dicht mogelijk een foto te kunnen maken of gewoon om te genieten van die koude nevel die alle openingen in je kleding feilloos weet te vinden. Een wat oudere dame staat gelijk als een meid van 18 voor haar man in de nevel te poseren. Ze heeft er duidelijk veel plezier in, en vanaf waar ik sta zie ik haar dansen te midden van een bijna compleet ronde dubbele regenboog. Een heerlijk moment om te onthouden.

De drukte bij de Skógafoss is enorm. Ook hier hele busladingen met mensen en campinggasten die genieten van dit mooie schouwspel. Omdat ik het ook wel eens prettig vind om iets minder mensen om me heen te hebben, en omdat het mooi weer is en ik er dan toch al heen wilde gaan, bezoek ik de Kvernufoss. Een wat onbekende waterval die op de meeste mensen waarschijnlijk niet zo’n indruk maakt. Maar wel op mij. Ik raak verrukt van de witte sluier water die omgeven door groen mos onder een strak blauwe hemel naar beneden stort. Bovendien, op de drie mensen na die op de terugtocht waren toen ik hier aankwam is er in geen velden of wegen iemand te bekennen.

Vroeg in de avond kom ik aan bij de Seljalandsfoss. Ook hier puilt het weer uit van de mensen zodat ik mijn geluk eerst ga beproeven bij de verderop gelegen Gljúfurárfoss (kloofrivierwaterval). De waterval heet de kloofbewoner, en om er te komen moet je eerst tot je knieën door het water. Het koude water, of beter gezegd het ijskoude water. Het doorwaden doet pijn aan mijn voeten en kuiten. De temperatuur van het water zal dicht tegen het vriespunt liggen want het komt van de iets hoger gelegen gletsjer, Eyjafjallajökull. Onder in de kloof is het donker, en het bovenste stukje wordt fel verlicht door de zon. Een constante nevel van opspattend water vult de nauwe kloof zodat fotograferen een uitdaging wordt en blijft. Ik begin al aardig te kleumen, en verheug me niet op de terugtocht door het ijskoude water. Blijven is uiteraard geen optie.

Zo sta ik wat later toch bij de Seljalandsfoss. Het is nog steeds druk, en het licht is gewoontjes. Ik besteed mijn tijd dus maar aan koken, eten en de afwas. Gelijk met het zakken van de zon wordt de parkeerplaats leger en leger. Het licht is inmiddels nog minder geworden vanwege een dik wolkenpak dat boven ons hangt. In de verte in de richting van de ondergaande zon is nog een strook onbewolkt. Ik wacht nog wat uurtjes af in de hoop dat de ondergaande zon de wolken van onder af rood zal kleuren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *