Rauðisandur in de ochtend en een tweede blik op Dynjandi
Het wordt bijna gewoon, maar in de ochtend is het weer vies koud in de camper. Buiten de camper is het nog een graadje erger, want daar heb ik niet enkel te maken met de temperatuur, maar ook een harde en koude wind.
In de verte lokt het goudkleurige zand van Rauðisandur dat nu het door de zon wordt beschenen een warme gloed over zich heeft. Het goudkleurige zand is een speelbal van de koude noordenwind. Banen van goud zand waaieren laag over het strand en worden hard tegen de aanstormende golven van de langzaam terugtrekkende zee geblazen.
Golven met witte schuimkoppen, waaierpatronen in het zand, chaotisch geschikte rotspartijen en het goudkleurige zand. Meer heb ik niet nodig om gelukkig te zijn.
Tevreden loop ik naar de hoge rotswand die het einde van het strand aan deze zijde markeert. Een rots waarover met kracht het aanstormende water wordt geperst is voor mij een mooi fotomoment. Ik haal de benodigde spullen uit mijn rugzak en leg mijn rugzak wat hoger weg op het strand, veilig voor de golven. Ik monteer de camera op het statief en kijk door de zoeker voor het bepalen van de juiste compositie.
De zee zit vol verrassingen. Soms aangenaam, soms ook bijzonder onaangenaam. Ik ben niet bedacht op die ene golf die net een stuk verder het strand op komt dan al die voorgaande golven die ik eerst het geobserveerd alvorens mijn camera te plaatsen. De poten van mijn statief staan plotseling al twintig centimeter onder water. In een reflex grijp ik de camera en draai me om naar mijn rugzak om te zien dat het water de rugzak bijna heeft bereikt. Ik zet een sprint in, en alsof ik er jaren voor getraind heb grijp ik mijn rugzak, sla de klep dicht en til hem naar veilige hoogte terwijl ik ook nog verder het strand op ren. Op de riemen van de rugzak na, en een paar druppeltjes water niet meegeteld is alles nog droog. Ik weet dat het redden van je camera rugzak geen Olympische sport is, maar anders weet ik wel wie hier met de gouden plak aan de haal zou zijn gegaan. De adrenaline giert nog door mijn lijf, en terwijl ik langzaam tot rust kom, mijn tas hoog op een rots leg en de zee vermanend toespreek zet ik eigenwijs als ik ben opnieuw mijn camera op hetzelfde punt op.
De Dynjandi ligt ongeveer op de route van mijn volgende bestemming, en met de te verwachten verbetering van het weer besluit ik hier weer te gaan overnachten. Ik neem de route via Patreksfjörður omdat ik me kan herinneren dat daar langs de doorgaande weg een zwembadje ligt. Van afstand zie ik dat het omkleedhok is vervangen voor een nieuw exemplaar. Het oude viel de vorige keer dan ook al bijna uit elkaar. Enthousiast stap ik uit de auto en loop naar het zwembad. Niet alleen het omkleedhok is nieuw, maar de temperatuur van het water is dat ook. Het water voelt een klein beetje lauw aan, en dan alleen nog maar op de plek waar het warme water wordt binnen gepompt. De laatste paar kilometers heb ik alleen maar gedacht aan het heerlijke zwembad, en nu ik er ben laat ik mij door een beetje koude niet tegenhouden. Ik haal mijn zwembroek en handdoek, en laat me even later langs de trap het water in zakken. Het valt eigenlijk vies tegen. Als ik van de waterinlaat wegzwem wordt het water snel erg veel kouder. De harde wind die me in mijn gezicht blaast werkt ook niet echt mee. Na een klein kwartiertje heb ik het dan ook wel gezien. Ik hijs me snel in mijn kleren en rijd even later verder met de verwarming van de auto op standje rood.
Als ik aankom bij de waterval wordt deze nog door de laatste zonnestralen verlicht. Ik spoed me nogmaals naar boven. Dit keer ga ik niet echt om te fotograferen, maar ga er gewoon rustig bij zitten om dit natuur fenomeen in me op te nemen.
Bij mijn wandeling terug naar beneden neem ik rustig de tijd om de Hundafoss te fotograferen. Door de imposante verschijning van de Dynjandi zou je nogal snel vergeten dat er nog acht watervallen meer zijn om de 168 meter tot aan het fjord te overbruggen.
Mijn hoop voor het vastleggen van sterren bewegingen, of noorderlicht wordt door binnenstromende wolken snel tot nul gereduceerd. Nog vol vertrouwen laat ik mijn wekker na een uur aflopen, maar een korte blik door het raam maakt al snel duidelijk dat ik beter gewoon door kan slapen.