Rauðisandur en (erg) vieze voeten.
Harde wind raast om de camper die zachtjes heen en weer wiegt. Vanuit mijn warme bed kijk ik door het raam naar buiten. Een sombere en koude dag dient zich aan. In bed blijven liggen klinkt verleidelijk als zelfs de aanwijzer van mijn thermometer zich verschuilt onder de vijf of zes graden die ik normaal gesproken kan zien. Met tegenzin kom ik uit mijn bed, en hijs ik mezelf in mijn koude kleren. Slechts langzaam kom ik op gang. De voormiddag gebruik ik voor het bijwerken van mijn blog en het af en toe hoopvol naar buiten kijken naar de nog steeds sombere lucht.
Mijn hoop wordt iets groter als ik naar buiten kijk en de contouren van de camper als schaduw kan zien. Een waterig zonnetje probeert de grijze lucht door te prikken., en slierten blauwe lucht verschijnen aan de hemel. Voor mijn volgende bestemming, het goudgele strand van Rauðisandur, is zonlicht een belangrijk ingrediënt. Zonder zon komt de rood oranje kleur van het zand niet mooi tot zijn recht.
De weg naar Rauðisandur heeft niet zo’n beste reputatie. Het moet een erg slechte, steile en gevaarlijke weg zijn wordt verteld. Ik ben dan ook opgelucht als ik een bordje zie waarop staat dat deze weg maximaal een 10% daling heeft. Dat valt reuze mee, ik heb wel erger gehad. Wel zitten er flinke haarspeldbochten in de weg, maar het is natuurlijk een kwestie van rustig rijden om hier veilig beneden te komen.
Tijdens de afdaling kan ik af en toe al een blik werpen op het gouden zand. Een fantastische aanblik en ik zet de auto even stil om vanaf hoogte een foto te maken.
Onder aan de afdaling heb ik twee keuzes. Links of rechts afslaan. Ik kies voor rechts wat later zal blijken niet de beste keuze is. Na een paar kilometer kom ik aan het einde van de weg waar een kleine parkeerplaats zich bevind. Op een bordje staat dat het slechts 900 meter naar het strand is. Het is al wat later op de dag, maar die 900 meter kan ik voor het eten nog wel even doen.
Ongeveer 800 meter sta ik voor een diep ondergelopen stuk waardoor het strand niet met droge voeten bereikbaar is. Ik kan natuurlijk door het water gaan, of Ik kan er voor kiezen nog ongeveer anderhalve kilometer westwaarts te lopen en daar naar het strand te gaan. Ik kies voor het laatste. Om bij het strand te komen moet ik nog door een strook van ongeveer 250 meter met duinen wandelen. Die duinen zijn geen van alle hoger dan 50 centimeter. Het zand van de duinen wordt enigszins bijeengehouden door iets wat het meest weg heeft van zwart dood wier. Het strand valt me enigszins tegen. Het is eerder vaal geel dan het goud/oranje zoals je altijd op foto’s ziet. Dat veranderd als ik bij de vloedlijn kom. Daar is het fel gekleurde zand van Rauðisandur. Een warm oranje kleur zand, uniek voor IJsland waar de stranden met name zwart zijn.
Golven breken in de wind, de zon die een beetje door weet te breken tovert een mooi lichtspel in deze golven. Het wandelen door het zachte zand gaat moeizaam, maar licht en kleuren maken het strand zo speciaal dat ik steeds verder wil gaan. Het blijkt verslavend over dit strand te wandelen, maar ik moet deze weg natuurlijk ook nog terug.
Ik heb inmiddels zover over het strand gewandeld, dat het aanlokkelijk wordt om mijn schoenen en broek uit te doen en door het water te waden. De depte valt hier mee. Het water komt ongeveer tot aan mijn knieën. Ik ben bijna aan de overkant als de bodem plots wel heel zacht wordt. Ik zak tot mijn enkels in de blubber die onder een dun geel laagje versassend zwart is. Als ik een stap uit het water doe blijft die zwarte smurrie aan mijn voeten kleven. Gadverdamme, terug het water in, een beetje spoelen en weer terug naar de kant. Ik weet een klein beetje van die rommel van mijn voeten te krijgen, maar langer niet alles. Ik kan zo niet in mijn sokken en schoenen stappen. Mijn sokken gebruik ik maar als poetsdoek. Langzaam worden mijn voeten schoner en mijn sokken zwarter. Mijn voeten zijn nog zwart, maar ik stap zonder sokken in mijn schoenen en loop de laatste twee kilometer terug naar de camper. En het eerste dat ik daar doe…. Water koken, schoenen uit, zeep klaar zetten en mijn voeten wassen.
Hey ik had natuurlijk foto’s moeten maken van die vieze zwarte voeten. Maar sommige dingen zijn gewoon te smerig om te fotograferen.
Ik rijd terug naar het punt waar ik moest kiezen tussen links en rechts, en kies nu voor de andere kant. Aan het einde van deze weg bevind zich een camping. Dat wil zeggen, een weiland en een toiletgebouwtje. Terwijl ik hier mijn potje kook geniet ik van een ongelooflijk mooie zonsondergang met in de voorgrond de kliffen van Látrabjarg.