Zondag 20 augustus 2006,
Wat ben je snel gewend aan je eigen lichaamsgeur. Natuurlijk was je je wel, maar om je echt schoon te voelen heb je toch een douche nodig. En nu, na 10 dagen IJsland kunnen we genieten van een heerlijke douche op de camping bij Möðrudalur. En als je dan weer helemaal fris gewassen bent, kun je je niet voorstellen dat je 10 dagen zonder douche gedaan hebt. Vanuit de camper heb ik een prachtig uitzicht op de ondergaande zon, die de weinige wolken die aan de hemel hangen oranje roze kleuren. In de voorgrond een langzaam stromend beekje waaraan een aantal kampeerders op een vuurtje proberen hun maaltje voor vandaag warm te krijgen.
Vanmorgen was het nog steeds erg rustig op onze “camping” aan de westzijde van Dettifoss. Maar we waren niet helemaal alleen. Achter een paar rotsen staat ook nog een tentje dat niet veel groter is dan de persoon die er in ligt. Buiten hangt zijn mountainbike tegen een tafeltje een een bankje aan. Rond negen uur zijn wij klaar met ontbijten, maar vanuit het tentje is nog niets te horen. Ik hoop maar dat hij het ons heeft kunnen vergeven dat we zijn nachtrust hebben verstoort met het starten van onze auto, wat niet enkel met een hard geluid gepaard gaat, maar waarbij ook de nodige uitlaatgassen vrijkomen. En de wind…… Tsja die staat vandaag precies in de richting van het kleine tentje. Ik rijd de auto zo snel mogelijk weg zodat er weer zo snel mogelijk frisse lucht bij het tentje terecht komt. We rijden verder richting Myvatn, maar eigenlijk voornamelijk om te tanken. Daarna willen we beginnen aan de rit naar Kverkfjoll. Bij het tankstation stop ik mijn creditcard in de machine, maar die weigert mijn kaart. Nog maar een keer proberen, maar wat ik ook doe, er gebeurt niets. Ik probeer binnen nog een keer met mijn creditcard een prepaid tank kaart te kopen, maar ook hier weigert de machine mijn credit card te accepteren. Ik heb te weinig cash bij me om alles zo af te rekenen, dus besluit ik maar even op internet te gaan kijken of er iets fout zit op mijn rekening. Volgens de verkoopster is er bij de tourist info een mogelijkheid om te internetten. Niet dus, maar ze stuurt ons wel naar de andere kant van Reykjahlið waarin hotel Reykjahlið internet beschikbaar is. 500 Kronen per half uur, het is best behoorlijk wat geld voor internet maar ja, je moet wat als je niet bij je geld kunt. De internet verbinding is om het zacht uit te drukken tergend traag. Herhaaldelijk krijg ik de mededeling “cannot display page”. De site van de Rabobank is onbereikbaar. Dan probeer ik de Postbank. Ook die is niet in beeld te krijgen. Wellicht dat ik dan in ieder geval mijn mail even kan nakijken. Ook deze pagina is slechts voor de helft te zien. De baliemedewerker kan niets anders doen dan ons de 500 kronen terug te geven, en ons door te verwijzen naar een camping waar we kunnen internetten. Nadat we eerst bij de verkeerde camping zijn geweest, komen we bij camping Bjarg, waar we voor 300 kronen 15 minuten mogen internetten. Deze verbinding is iets sneller dan bij het hotel, maar ook hier weigert de Rabobank dienst. De postbank doet het hier wel, en ook mijn webmail kan ik bekijken. 180 mails, waarvan ongeveer 150 bestaan uit Spam. Internet heeft ons niet verder geholpen, dus staan we weer met lege handen buiten. Dan zie ik op de achterkant van de creditcard een telefoon nummer van Interhelp. Ik besluit daar maar heen te bellen. Een vriendelijke dame verteld me dat er inderdaad problemen zijn met de site van de Rabobank. Of dat ook gevolgen heeft voor het betalingsverkeer weet ze niet. Ik krijg het nummer van Master Card, zodat ik daarheen kan bellen. Maar goed, het is zondag dus dat gaat ook niet lukken. We zoeken in het dorp naar een Pinautomaat, en krijgen het hier gewoon voor elkaar om geld te pinnen. Nu kunnen we een Prepaid tank kaart kopen, en vervolgens onze tank eindelijk vullen. Om nog naar Kverkfjöll te rijden is het dan echter al te laat. Gelukkig is er in de buurt het hete bronnen gebied Námaskard, en het lukt ons met gemak om daar een middag te vullen. De hete modderpotten blijven fascineren, en de rode en gele stenen waar tussen kleine plantjes proberen te groeien zijn ook een lust voor het oog. Vorige keer dat we hier waren, was het nogal bewolkt, en viel er af en toe regen. Nu is er een strak blauwe lucht, met hier en daar een pluk witte wolken zodat alles er veel kleurrijker uitziet. De vele stroompjes die hier overal dwars door het terrein lopen zijn wel helemaal uitgedroogd, wat op zich wel leuke effecten geeft. Dat ook nonnen af en toe vakantie hebben, en eens iets anders willen zien als de muren van het klooster blijkt ook hier bij Námascard. 6 Nonnen in bedrijfskleding zien er op zijn minst opvallend uit in dit landschap waarbij de vele hete modder en stoompotten lijken op de ingang van de hel. Na Námascard rijden we terug richting Mörðurdalur. Vanaf hier is het morgen alweer een stuk korter rijden naar Kverkfjoll. We overnachten bij de enige camping die dit gebied rijk is, en hebben geen keus dan de 650 kronen per persoon voor overnachting plus 200 kronen per persoon voor het gebruik van de douche te betalen. Maar voor het eerst in 10 dagen voel ik me weer heerlijk fris.
Maandag 21 augustus 2006,
In de verte raast een zandstorm over het Holuhraun. De zon zakt langzaam achter de Dyngjujökull. Nog even en de hemel zal zacht roze kleuren. We staan op de camping bij Kverkfjöll. Vanmorgen hebben we in Morðurdalur de tank nog een keer tot de rand toe gevuld voordat we aanreden. 4 kilometer voorbij de kamping slaan we de F905 in richting Kverkfjöll. De weg is eigenlijk verbazingwekkend goed te rijden. Het lijkt een beetje op de weg richting de Dettifoss. De ribbels die ook hier dwars over de weg lopen zijn eerder irritant, dan moeilijk te rijden. De eerste doorsteek stelt weinig voor. Nauwelijks 10 centimeter diep, en hooguit 4 meter breed. Voor de zekerheid zet ik de auto toch in four wheel drive. Maar nadat we het water weer uit zijn gaat hij gewoon weer terug in zijn achterwiel aangedreven stand. De eerste 40 kilometer zijn erg goed te rijden, en regelmatig kunnen we snelheden van 60 tot 70 kilometer per uur halen. Dan komen er wat meer bochten in de weg, en moeten we regelmatig terug tot soms stapvoets om over rotsen, door kuilen of over hellingen te rijden. Nadat we de brug over de jökulsá á fjöllum genomen hebben begint het echte terrein rijden pas. Hier moeten we echt bijna continu vier wiel aangedreven rijden. Vaak moeten we dan nog naar Low Gear schakelen om de auto zonder problemen over de hellingen heen te krijgen. Het rijden verreist hier over het algemeen een goede concentratie, maar dat neemt niet weg dat ik enorm geniet van het prachtige landschap bestaande uit geel zand, grote lavarotsen en in de verte pek zwarte spitsen bergen. Regelmatig lassen we een korte fotostop in. Er zijn welliswaar geen parkeerplaatsen, en plek om je auto langs de weg te zetten is er niet. Maar dat geeft niet, want er is ook geen verkeer. Op de complete 100 kilometer weg worden we een keer ingehaald, en zien we drie tegenliggers. Niet slecht voor een maandagochtend. De harde hobbelweg heeft inmiddels plaats gemaakt voor een wegdek van erg fijn pekzwart zand. Het rijd als boter. Erg zacht dus, maar ook glij je van links naar rechts door het erg losse zand. Zolang je echter je snelheid aanpast aan het type wegdek is er niets aan de hand. In de verte hebben we al kilometers lang uitzicht op de noordzijde van de Vatnajökull. Op sommige plaatsen oogverblindend wit, even verderop geheel bedekt met het pekzwarte zand. Ten westen van ons zien we flinke bewolking opzetten. Het lijkt bijna of deze bewolking vanaf de grond ontstaat. Als we even stilstaan om wat beter te kunnen kijken zien we dat het om opstuivend zand gaat. Een massa van enkele tientallen meters hoog, en kilometers lang trekt enkele kilometers ten westen van ons voorbij. Na 95 kilometer op deze weg te hebben gereden die inmiddels F902 heet zien we in de verte de hut en de camping van Kverkfjöll. Door het kronkelen van de weg moeten we toch eerst nog 5 kilometer afleggen voordat we bij de hut aankomen.
Vanaf de hut loopt een jeepspoor naar de voet van de gletsjer. Normaal gesproken zou ik niet snel een jeepspoor inrijden met onze met camper bepakte L200, maar ik kan me niet voorstellen dat er wegen zijn die nog moeilijker te rijden zijn als wat we vandaag hebben gehad. En inderdaad, het grootste gedeelte van het jeep spoor lijkt goed op stukken van de weg die we vandaag al gereden hebben. Enkel het laatste stuk omhoog is erg steil, en even twijfel ik of we dat wel moeten doen. De auto staat al in Low Gear, en voordat we omhoog rijden zet ik hem ook nog in de eerste versnelling. Omdat het hier niet bepaald glad asfalt is, rij ik erg langzaam omhoog. Je merk aan de moter van de auto dat die wel meer kan, maar ik besluit het rustig aan te doen. Wel controleer ik in de spiegel of we onderweg de camper niet dreigen te verliezen, maar we komen veilig boven aan waar we onze auto parkeren tussen andere stoere auto´s en een touringbus.
Op mijn GPS controleer ik de hoogte. We zitten hier op ruim 800 meter hoogte. Koud is het echter niet, omdat we al de hele dag rijden onder een stralende zon. We trekken wel een extra trui aan, en lopen het 800 meter lange pad naar de voet van de gletsjer waarin zich een 15 meter hoge ijsgrot bevind af. Onderweg steken we de jökulsá á fjöllum met een op zijn zachtst gezegd wankel bruggetje over, en even later hebben we een dak van ijs boven ons. Een Ijslander die met ons is meegelopen verteld nog even dat drie dagen geleden bij Hraftinuster een gedeelte van een ijsgrot is ingestort, en dat daarbij een duitser om het leven is gekomen. Voor de zekerheid kijk ik maar even naar boven of daar geen losse stukken ijs hangen. Het ziet er allemaal nogal stabiel uit. Ik zet mijn statief op, en maak een paar foto´s alvorens weer om te keren.
We rijden het jeep spoor weer terug in omgekeerde volgorde, en komen na een half uur aan bij de hut waar we een campeer plek voor die nacht reserveren. Dit is tot nu toe de duurste camping van Ijsland die we gehad hebben, en wel 800 kronen per persoon. Als we dan ook nog willen douchen, kan dat tegen betaling van 300 kronen per 5 minuten. We wassen ons dus maar in de camper. Volgens de campingbeheerder is het niet verantwoord om de acht uur durende tocht naar de hete bronnen van dit gebied te ondernemen. Het is al laat in het seizoen, en zonder gids is het moeilijk te vinden. Helaas, want eigenlijk had ik een beetje verwacht naar dit gebied toe te gaan. Morgen nog maar eens kijken wat de mogelijkheden zijn.
Inmiddels is de zon achter de gletsjer verdwenen, en lijkt de zandstorm in de verte in kracht te hebben afgenomen.