Maandag 14 augustus, Laki here we come (Again)
Vandaag rijden we onze eerste F weg van dit jaar. Dat is toch iedere keer weer wennen, dus nemen we een oude bekende, de F206 naar Laki. In 2002 hebben we deze weg ook al gereden, maar eenmaal aangekomen bij Laki zaten we midden in een regenstorm. De koude regen sloeg ons om de oren, en op de terugweg ook nog een stuk uit de weg, zodat we eerst de weg moesten herstellen alvorens verder te kunnen. Voor mij reden om een schep te kopen zodat we niet weer enkel met onze handen zand en stenen hoeven te scheppen. De schep zit tot nu toe nog ongebruikt en hagelnieuw in zijn verpakking.
Dit keer is het anders. We hebben een strak blauwe lucht, en slechts enkele wolken hangen ver in het binnenland. Door mijn iets te enthousiaste rijstijl waardoor ik die diepe kuil niet zie vliegen we een stukje omhoog. Een van de karabiners waarmee de camper bevestigt zit geeft het hierdoor op. Krampachtig houd hij de ketting nog vast, maar hij kan zichzelf niet meer sluiten. De koffer met reserve spul wordt tevoorschijn gehaald, en iets voorzichtiger rijden we verder over de weg. Goed opletten is het motto, en regelmatig moet ik ondanks de geringe snelheid flink remmen om niet weer door een te diepe kuil te stuiteren. Het duurt dan ook niet lang, of we schakelen over in 4WD Low gear. De hellingen zijn erg stijl, maar de L200 heeft hier geen problemen mee. Met gemak brengt hij ons iedere keer weer boven. Even later komen bij de eerste doorwading van deze vakantie. Omdat het alweer een tijdje geleden is dat ik een rivier doorgestoken ben, stappen we even uit om te onderzoeken wat hier de beste route is. Met een boogje rijden we over het ondiepste gedeelte van de rivier. De L200 heeft geen last van watervrees, en brengt ons veilig naar de overkant. Twee busjes rijden enkele kilometers achter ons, maar door het kronkelen van de wegen zitten we vaak niet eens zover uit elkaar. Bij een van onze fotostops komen de auto’s voorbij gereden. Maar goed ook, want een paar kilometer verderop is een nieuwe doorwading van een rivier nodig. Met de twee busjes voor ons kunnen we de kunst van het doorwaden eerst even rustig bekijken alvorens we zelf door de stroming rijden. Twee Duitse motorrijders die ook dit traject volgen hebben aanzienlijk meer moeite met het doorwaden van de vele stromingen. Telkens halen ze ons in, om op hun beurt door ons te worden ingehaald terwijl ze aan het onderzoeken zijn hoe ze met droge voeten door de rivier kunnen komen. Ook halen we een dame in op een mountainbike. Met heel veel moeite weet ze zich overeind te houden op deze slechte weg die slechts bestaat uit losse stenen.
Een paar kilometer voor Laki rijden we door een enorme lavavlakte met veel kraters en lavabrokken. Overal waar je kijkt domineren de kleuren rood, groen, zwart en geel. De uitbarsting van de vulkaan heeft de meest prachtige vormen achtergelaten. De versteende trollen domineren de hele desolate omgeving van de Laki.
Bij Laki aangekomen beginnen we aan de korte maar inspannende weg naar boven. Het duidelijk aangegeven pad loopt tamelijk stijl omhoog. We winnen zo snel hoogtemeters, maar het is ook zeer vermoeiend. Halverwege is een mooie plek waarvandaan je de zuidelijke krater rij kunt zien liggen. Om de noordelijke zijde te kunnen zien mogen we nog een stuk verder klimmen. Op de top van de Laki zijn we overgeleverd aan de elementen die vandaag bestaan uit vooral veel wind. En veel wind is dan zacht uitgedrukt. De enige manier om hier nog enigszins te kunnen fotograferen is door plat om mijn buik te gaan liggen. Tijdens het lopen komen onze benen vaak op een andere plek neer dan waar we ze eigenlijk neer wilde zetten. Het lijkt zo net alsof twee dronken mensen bezig zijn op deze berg te wandelen. Het is vrijwel onmogelijk elkaar te verstaan, en regelmatig rennen we achter onze mutsen aan als deze weer is van onze hoofden waaien. Nadat we in de relatieve beschutting van een bergje stenen op de top een appeltje hebben gegeten beginnen we aan de weg naar beneden. Naarmate we lager komen gaat het wandelen wat makkelijker. We kunnen weer zelf bepalen waar onze voeten de grond raken. Af en toe krijgen we nog een behoorlijke zwieper van de wind, maar we komen beide weer veilig terug bij onze camper. Daar is het even een gevecht om de deuren van de auto tegen de wind in open te duwen. We rijden de F206 weer terug richting Kirkjubæjarklaustur. Onderweg hebben we natuurlijk weer de doorwadingen die nu het iets later op de dag is allemaal een stukje dieper geworden zijn. Maar ook nu is het geen probleem zodat we twee uur later weer verder rijden over de 1.
We rijden richting Höfn, en willen eigenlijk Jökulsárlon bereiken voor zonsondergang, maar dat blijkt te optimistisch. Door de harde wind vorderen we slechts langzaam De dreigende luchten zijn zo geweldig dat ik vaak moet stoppen om ze te fotograferen. Verschillende andere volgen ons voorbeeld, maar daar waar wij nog het fatsoen hadden om in ieder geval te wachten tot we een plekje langs de weg vonden, stoppen sommige mensen midden op de weg. Een vrachtwagen moet zelfs enorme capriolen uithalen om nog voor een plots stoppende automobilist uit te kunnen wijken.
Een paar kilometer voor dat we bij het ijsmeer aankome begint onze auto enorm te zwiepen. Ik laat het gas los, en laat de auto rustig vaart minderen. In eerste instantie denk ik aan een lekke band, maar de banden blijken nog keihard. Dan misschien de luchtvering die aan een kant defect is? De oplossing is simpeler. De weg helt hier erg schuin naar rechts, dat in combinatie met een flinke windstoot heeft de auto uit balans gebracht. Het stormt nu enorm. Met een vaartje van 60 kilometer per uur hobbelen we verder naar Jökulsárlon. Als we aankomen bij Jökulsárlon is de zon net achter de bergen verdwenen.