Het is niet meer allemaal kommer en kwel, maar ik heb me wel eens beter gevoeld. Dat is mijn eerste gedachten als ik wakker wordt. In de camper kan het niet warmer zijn dan een schamele drie of vier graden. De aanwijzer van onze thermometer is in ieder geval uit beeld verdwenen, en die geeft tot zeven graden de temperatuur nog aan. Een korte blik uit het raam bevestigd het vermoeden dat het hier vannacht erg koud is geweest. De bergtoppen gaan gehuld in een maagdelijk wit laagje sneeuw.
Vol bewondering bekijken we een groep van een 15 tal Italianen die in dit koude weer door regen en wind met in onze ogen te weinig goede kleding om ze te beschermen tegen deze omstandigheden, beginnen aan een tocht in het Kerlingarfjöll. Met geen tien paarden kregen ze mij zo gek met wat voor kleding dan ook deze tocht nu te gaan lopen. Maar goed, ik zit niet vast aan een programma dat in Italië, wellicht onder een warm zonnetje met een totaal ander verwachtingspatroon in elkaar is gesleuteld.
Als we beginnen te rijden krijgt onze voorruit het te maken met regen maar niet helemaal vloeibaar, of sneeuw maar niet helemaal vast. Wat het ook is dat onze ramen teistert, het valt horizontaal tegen onze ruiten, waar de ruitenwissers zonder enig mededogen de natte brij van de ruit af jaagt.
Door het weer zijn er weinig of geen fotomomenten, al stoppen we even bij Hveravellir om te kijken naar de hete bronnen en om eventueel wat ideeën die ik heb om ze op een “andere” wijze in beeld te brengen uit te voeren. Helaas, het waait te veel, het regent te hard en de temperatuur vind ik te koud. Deze omstandigheden zorgen voor de onmogelijkheden van de ideeën . Het plan gaat terug in de koelkast.
De groep Italianen lijkt er trouwens achter te zijn gekomen dat het niet zo’n goed idee was om een lange tocht te houden en komen in colonne hier aan rijden.
Voorbij Hveravellir vind ik de route een stuk minder boeiend. Dat kan natuurlijk aan het weer liggen dat niet erg wil meewerken om ons hier iets interessants voor te schotelen. Het zorg er wel voor dat we lekker opschieten en snel in Blondues zijn. Tanken, boodschappen en dan is het tijd voor koffie met taart. Vlakbij de supermarkt staat een donker blauw huis dat verbouwd is tot café restaurant, Við Árbakkann. We genieten van de koffie en taart welke ondanks het niet al te kleine stuk snel verorberd is.
Als we het weer nogmaals checken lijkt het erop dat we dit keer in het beste gebied van IJsland terechtgekomen zijn. Het regent weliswaar, maar vanaf morgen is dat alles voorbij. Nu alleen maar zien dat we nog een stuk verder westwaarts komen om van al die beloofde zon te kunnen genieten.
Omdat ik al een tijdje een ander soort foto wil maken van Hvítserkur besluiten we hier eerst naar toe te rijden. Al van verre zien we op het pekzwarte strand vormen liggen die heel veel weg hebben van zeehonden. Hoewel ze vrij ver weg liggen en bovendien aan de andere kant van het water maken we de wandeling tot aan het strand waar we oog in oog komen met ongeveer 75 zeehonden. Enigszins nieuwsgierig, maar ook weer niet heel erg onder de indruk bekijken de zeehonden die twee personen aan de overkant van het water. Een paar jonge zeehonden willen zich van hun beste kant laten zien en springen zo hoog ze kunnen op uit het water om vervolgens met een harde plons neer te komen. Als zowel applaus van hun metgezellen als het publiek uit blijft staken ze hun kunstje en gaan mokkend aan de kant liggen.
Een klein half uurtje later staan we bij Hvítserkur. Een op een dinosaurus lijkende stenen gestalte die op een vijftigtal meters uit de kust staat. Ik heb er nooit bij stil gestaan dat ik ook wel eens dichter bij zou kunnen komen dan die 50 meter, maar als ik de golven bekijk lijkt het mij dat het water hier niet erg diep is. Een zandbankje komt zelfs al een klein stukje uit het water omhoog, Tijd voor mijn doorwaadschoenen en een handdoek dus. Die zijn zo gehaald, en even later loop ik met opgerolde broekspijpen het koude water van de Húnafjörður in. Eerst nog redelijk voorzichtig, maar al snel kan ik de 15 meter hoge rotsformatie gewoon aanraken.
Een kort moment van onoplettendheid, en mijn opgerolde broek blijkt niet ver genoeg opgerold te zijn geweest. Nou ja, nat is nat en dat ben ik in IJsland wel vaker geweest. Ik loop terug naar de waterkant waar Ans al klaar staat met een handdoek zodat ik even later mijn sokken en schoenen weer aan kan doen en mijn natte broekspijpen weer naar beneden kan rollen.
Heel mooi die rotsformatie. Lijkt me meer een mammoet dan een dino, maar ook dat kan bedrog zijn. Het is tenslotte een hoop steen…
Wow, wat is IJsland mooooooiiii!!! Veel plezier en veel zon nog, de verdere reis!
Mooie rots. Inderdaad net een dino!
Enne… als je Ans toch niet had hè 😉