Koude regen komt met bakken uit de hemel. Een hels kabaal van de opspattende waterdruppels op het dunne dak van mijn camper werkt hypnotiserend. Het is alsof de hemel een slaapliedje voor me zingt. De warmte onder de dekens contrasteert met de koude daarboven en maakt de keuze om te blijven liggen een stuk makkelijker.
Twee en een halve dag Faraoer is niet veel. Even mezelf streng toespreken dus. Bed uit, ontbijten, tanden poetsen en op pad.
Gisterenavond ben ik met de beste bedoelingen naar Eiði op het eiland Eysturoy gereden omdat volgens mijn kaart zich daar een camping bevind. In het dorpje is het bord richting camping snel gevonden. Uit het grote zwarte kruis wat er met plakband schuin overheen is gezet neem ik aan dat het weinig zin heeft de camping te zoeken. Second best is de parkeerplaats met toiletgebouw welke ik ongeveer 500 meter voor het dorp voorbij gereden ben.
Met het twijfelachtige weer waaruit regelmatig geringe hoeveelheden water vallen bezoek ik eerst het haventje in de baai bij het dorpje. Tijdens de voorbereidingen van deze reis ontdekte ik dat er in het haventje een geocache moet liggen. Lopend langs de loodsen van de haven wordt ik streng toegesproken door waarschijnlijk de havenmeester. Hij wil weten wat ik hier doe. Ik leg hem uit dat ik langs de kade wil wandelen en heb de indruk dat hij niet begrijpt wat ik wil maar knikt dan goedkeurend en wijst me zelfs de beste weg om daar te komen. Door het kniehoge natte gras wandel ik naar de cache locatie. De hint “Red Stones” zorgt er mede voor dat ik de cache al snel vind.
Met een tot mijn knieën natte broek struin ik terug naar de camper en begin de rit naar Gjógv. Wat volgens een inwoner wordt uitgesproken als “Zjchaaugv” wat het natuurlijk voor ons Nederlanders een stuk makkelijker maakt. Maar voordat ik in Gjógv arriveer maak ik een tussenstop bij een uitzichtpunt op de twee rotspieken Risin og Kellingin wat als ik het goed heb begrepen vertaald zou moeten worden met de reus en de reuzin, maar eigenlijk staat voor een Trol en Trollenvrouw. De afstand tot de rotsen is nog behoorlijk en daarom is het lastig in te schatten hoe groot ze zijn. Als ik een foto wil maken en inzoom op de rotsen zie ik dat bij de rotsen twee boten varen. Dit maakt de trol en trolvrouw meteen een stuk imposanter.
De trol en de trolvrouw waren afgezanten uit IJsland. De IJslanders vonden dat de Faraoer eilanden te eenzaam in de Atlantische oceaan lagen en stuurde het duo naar de Faraoer. Daar aangekomen ging de trolvrouw naar de berg Eiðiskollur. Daar bond ze de berg vast om vervolgens op de rug van haar man te binden. Ze deed dit met zoveel kracht dat de eilanden scheurde. De hele nacht bracht ze door met pogingen om het voor elkaar te krijgen het touw toch stevig vast te krijgen. Tijdens haar laatste poging realiseerde ze zich dat het al licht begon te worden. Omdat trollen in steen veranderen als ze in aanraking komen met zonlicht snelde ze terug naar haar man die nog altijd op haar wachten. Maar ze waren te laat. De zon kwam op en veranderde beide trollen in steen. Vandaag de dag staan ze hier nog steeds, hun blik gericht op hun thuis, IJsland.
Verder naar Gjógv. De wolken klimmen hoger en hoger en geven meer zicht op het betoverend groene landschap van de Faraoer. Gjógv ligt tegen de kust tussen twee bergruggen. Geholpen door informatie op geocaching.com koop ik in “Debaser ”een winkeltje van Gjógv een wandelkaart om op die manier een mooie route te lopen richting weer een cache, waarbij hier ook weer geld dat het in eerste instantie om de wandeling gaat en niet om de bestemming, en ik tevens een bijdrage lever aan het onderhoud van de hekken en poorten. Het weer is nog wat twijfelachtig. Het is niet koud, maar in de bergen hangt een dreigende wolkenlucht welke zich langzaam over de pieken van de bergen rondom het dorpje bewegen. De temperatuur is wel goed zodat ik geen trui of jas aan hoef.
Het eerste deel van de wandeling gaat over redelijk vlak terrein. Deel twee verlangt echter meer van mijn kuiten dan ik geven kan. Regelmatig stoppen en even de zaak tot rust laten komen wordt de manier om hoger te komen. Prachtige uitzichten zijn de beloning. Het zicht is fenomenaal. Ik wandel langs het punt waar vroeger werd uitgekeken over de oceaan om de horizon af te speuren naar de komst van piraten. Later werd hier over het water uitgekeken naar de terugkomst van de vissers. Op een vlak stuk ligt een klein meertje dat is ontstaan toen een reus hier met zijn achterwerk terechtkwam toen hij tijdens een gevecht met een andere reus naar beneden stortte.
Op het hoogste punt van de wandeling bevindt zich een waterbron. Na de lange vermoeiende klim is een glas fris water wel op zijn plaats. In een holletje staat een glas wat je mag gebruiken. Niet alleen vanwege de Hygiëne besluit ik mijn eigen drinkfles te vullen. Wie namelijk het glas breekt is volgens de volksverhalen verplicht het glas te vervangen. En hoewel de wandeling tot nu toe geweldig was heb ik weinig zin om vanwege een gesneuveld glas nogmaals de vermoeiende weg naar boven te moeten maken. Ik neem plaats op een rots, en geniet van de stilte, het uitzicht, de inmiddels bijna wolkeloze hemel en de sereniteit van het moment.
Ik was hierheen gekomen vanwege een cache die hier verstopt ligt, en even later kan ik mijn naam bijschrijven in het logboek. In het kistje zit een visite kaartje van een pension uit Gjógv, Gjáargarður. Met pen staat hierbij geschreven “Een gratis kop koffie”. (Maar dan in het Deens). Ik vind dat ik na deze wandeling best een kop koffie heb verdiend en haal het kaartje eruit. Aan het eind van de wandeling staat nu een gratis kop koffie voor me klaar, en ja dat geeft weer vleugels. Ik blijf per slot van rekening Nederlander.
In de vroege avond zet ik koers naar het eiland Streymoy waar ik overnacht aan de Kollafjörður bij een prachtige in een kloof verscholen waterval.
3 augustus,
Ik heb enorm genoten van deze twee volle dagen Faraoer. Vandaag is de dag om verder te reizen naar IJsland. De boot verlaat de haven om 16:30 en de incheck is een uur eerder. Dat wil dus zeggen dat ik om uiterlijk 15:30 in Tórshavn moet zijn. Tel daarbij de tijd op die je te vroeg wil zijn omdat je bang bent te laat te komen wordt het dus bij voorkeur 14:00. En dat geeft me vandaag te weinig tijd om echt iets te ondernemen en te veel tijd om niets te doen. Het enige wat ik me nog kan voorstellen om te gaan doen is foto’s maken in Tórshavn en het bezichtigen van de kerk Kirkjubour. Wel leuk, niet spectaculair.
Nog vroeger dan gepland sta ik in Tórshavn waar ik me vermaak met het bij elkaar zoeken van spullen voor de nacht aan boord van de Norröna, en met het fotograferen in het oude stadsdeel. Jammer van die egaal grijze lucht waardoor de foto’s niet krijgen wat ze “bijzonder” maakt. Maar kiekjes maken is ook leuk.
Aan boord loop ik Marcel en Evelien tegen het lijf. Een stelletje uit Maastricht waarmee ik het vorige deel van de reis ook veel tijd heb doorgebracht. Ook nu weer lukt het ons makkelijk gespreksonderwerpen te vinden. Marcel is meteoroloog, en kan veel vertellen over weer en weermodellen. Beide hebben ook veel op met IJsland, dus praten we de hele avond vol. Het is al behoorlijk laat als ik mijn cabine op zoek. Dit keer moet ik hem delen met een oudere man. Deze had eigenlijk een couchette geboekt, maar was na één nacht waarbij hij de couchette had moeten delen met vier anderen gebroken. Nu ligt hij in “mijn” kamer, want een eenvoudig rekensommetje leert dat als hij niet had omgeboekt ik de cabine voor mezelf had gehad. Extra stil sluip ik in de cabine en kruip in in bed. Voor je het weet is het half vijf en roept de kapitein via de intercom dat het de hoogste tijd is om op te staan.