Rond lummelen, wachten en nog meer lummelen
Het belooft een lange dag te worden. Niets doen, wat lezen, een rondje wandelen over het dek, het winkeltje in en uit lopen en af en toe wat eten, al is het overdag meer snoepen. Het hoogtepunt van de dag lijkt het op kilometers afstand passeren van de Shetlandeilanden. Er wordt weer druk met de video en fotocamera’s gespeeld om de kustlijn voor de eeuwigheid vast te leggen. Maar een kustlijn gefotografeerd -zelfs- met 400 mm blijft toch een kustlijn. Ik schat dan ook in, dat het gros van de foto’s die hier gemaakt worden, die eeuwigheid niet zullen halen vanwege gebrek aan kwaliteit een overvloed aan kwantiteit (ja dat is dubbel op maar verduidelijkt het misschien) of het ontbreken van een back-up van de harde schijf, zodat alle nulletjes en eentjes in de eeuwige digitale jachtvelden verdwijnen.
Licht grijs, donker grijs met lichte vlekken, vaag blauw, donker met gerafelde witte randen. De zwarte vleugeluiteinden van een Jan van Gent steken sterk tegen deze uit bijna alleen grijstinten opgebouwde wolkenlucht.
Met het in zicht komen van Tórshavn begint het zachtjes te regenen. Toch staan velen aan dek om een eerste glimp of een hernieuwde blik op deze noordelijke stat te mogen werpen. Het binnen varen van de haven kunnen we echter niet zien. De chauffeurs worden verzocht zich naar het autodek te begeven en natuurlijk geven wij aan die oproep gehoor. Het is even dringen bij de trappen, maar eenmaal op het autodek aangekomen wordt het weer rustig. Ik heb in mijn cabine alvast de wegenkaart van Tórshavn bestudeerd zodat ik al weet hoe ik naar de camping kan rijden. Nog geen 10 minuten na het verlaten van de Norröna rijd ik de camping op. Het is al meteen duidelijk dat hier geen plaats is. De campers staan nu al dichter op elkaar als aan boord van het schip. Ik weet snel weer van de camping te ontsnappen en besluit alvast de 40 kilometer naar het eiland Vágar die ik voor morgen op het programma had staan te gaan rijden. Bij het plaatsje Miðvágar is ook een camping, en wellicht is het daar een stuk minder druk.
Maar buiten is het donker, het regent en mijn ramen zijn vet. Dit bij elkaar opgeteld maakt het autorijden zacht gezegd lastig. Ik nader een Rotonde en een heel groot bord geeft aan waar ik hier kan kiezen. De smaken zijn Tórshavn C, Tórshavn N en nog een andere Tórshavn. Op een straatnaambordje vang ik nog even iets op van Ringvegur, dus gok ik dat ik toch goed zit. Nadat ik voor de derde keer bij de juiste afslag kom vind ik enigszins verstopt het bordje dat me de goede richting in moet sturen. De vettigheid is ondertussen van mijn raam geregend maar de dikke mist die ik daarvoor in plaats heb gekregen maakt het er niet makkelijker op. De mist is zo dik dat mijn auto moeite heeft er doorheen te komen. Het zicht is minimaal. Als ik een keer met mijn ogen durft te knipperen zit ik al buiten mijn zichtafstand. Met een schamele 30 kilometer per uur en met ingespannen blik doe ik mijn best om binnen de lijntjes te blijven. Misschien is de berm vlak, misschien stort ik daar wel 30 meter naar beneden. Wat het ook is, zichtbaar is het niet en ik heb weinig zin om er achter te gaan komen.
Bij het afdalen aan de andere kant van de berg wordt het zicht al snel weer beter. Via de bijna vijf kilometer lange tunnel rijd ik onder de Vestmannasund door het eiland Vágar op. Een klein kwartiertje later zie ik een het langverwachte bordje met de afbeelding van een tent. Helaas blijft het bij dit bordje, want de bijbehorende camping is niet te vinden. Moe van het autorijden zet ik de auto ondanks het verbod op wildkamperen langs de kant van de weg en kruip weg onder de dekens.