Het beuken van de golven op de rotsen bij Hlaupgeiri werkten als een wiegelied. Ergens tussen twee overpeinzingen in moet ik in slaap zijn gevallen. Om 04:00 wordt ik even wakker. De zonsopkomst is rond 04:20 en ik heb de wekker gezet om dan even een blik naar buiten te werpen om te zien of de morgenstond goud in de mond heeft. Laten we zeggen dat het bladgoud was, of misschien gewoon doublé. Het kan mij er niet toe bewegen de warmte van mijn bed te verlaten. Als ik rond 07:30 weer wakker wordt vind ik mezelf toch wel zwak dat ik niet toch ben opgestaan. Misschien heb ik nu toch wel een mooi moment gemist. Maar ja, mijn bed was zo warm.
Ik loop nog een keer over het strand om te kijken of er nog kansen zijn nu de zon van de andere kant Hlaupgeiri belicht. Het licht is niet mooier, maar de golfslag tegen de pilaar wel. Ik schiet wat plaatjes, maar ben nog zoekende naar een goed standpunt. Dat standpunt meen ik te hebben gevonden, en net als ik er sta om dé foto te maken slaat een golf tegen de rotsen achter mij. Vluchten helpt niet meer. Tot aan mijn middel drijfnat kijk ik eerst om me heen wie mij allemaal gezien heeft. Zo vroeg is er nog niemand aanwezig. Een natte broek is wel overheen te komen, maar als iemand het had gezien was mijn ego natuurlijk gekrenkt. Vreemd toch, dat als er iets gebeurt dat ik de gebeurtenis niet erg vind, maar het wel erg zou vinden als iemand het gezien zou hebben.
Maar goed, ik heb mijn standpunt gevonden en ga vanwege de natte broek niet opgeven. Stoer neem ik opnieuw positie in, al kijk ik nu wel beter naar de bewegingen van de golven. En ach, de moderne outdoor kleding droogt snel.
De laatste keer dat ik in Stokksness was is alweer vijf jaar geleden. Ik heb gehoord dat er filmopnamen zijn gemaakt waarvoor een Vikingdorp nagebouwd is. Voordat ik naar het dorp ga maak ik eerst een korte wandeling over het zwarte strand. De wind heeft mooie patronen gelegd in het zwarte zand. Door weer en wind wit uitgeslagen boomstammen geven nog extra afwisseling in het mooie landschap.
Terug richting Vikingdorp. Vlak voor de weg hiernaar toe ligt sinds dit jaar een camping. Op het gebouwtje dat bij de camping hoort hangt een bord met de stoere woorden Viking Café Island. Dat bord is dan ook het enige waar je uit zou kunnen halen dat het om een “Viking” café gaat. Voor de rest is het gewoon een groot uitgevallen bouwkeet. Ik bestel een kop koffie en een stuk chocolade taart, en raak aan de praat met de beheerder van het café. Er wordt nog druk gewerkt om het café in orde te krijgen. Het is pas een week open, net zoals de camping.
Ik was in de veronderstelling dat de film al geschoten was, maar blijkbaar gaat dat volgend jaar pas van start. Het hoe en waarom weet ik niet, maar het had iets te maken met Mel Gibson die ook bezig was met een Viking film.
Voor auto’s is het terrein afgesloten, maar te voet mag ik wel richting het dorp lopen. Richting dorp. Daar is ook alles mee gezegd. Op ruime afstand staat een poort, en ik snap niet veel IJslandse woordjes, maar Bonnud is volgens mij toch wel verboden. Van afstand maak ik een paar foto’s van het dorpje waarna ik terug ga in de auto op weg naar het Jökulsárlon.
Ik ben al een tijdje op weg als ik een afslag zien naar de Hoffellsjökull. Ik ben daar nog nooit geweest, dus een mooie gelegenheid om hier eens een kijkje te gaan nemen. Een route over een zeven kilometer lange weg met flinke kuilen, een niet noemenswaardig riviertje leid me naar de gletsjer. Een wandelpad is niet aangegeven, maar aan de oost zijde van het meer dat voor de gletsjer ligt is wel te zien dat er vaker wordt gewandeld. Het is een mooie maar lastige wandeling die al na korte tijd abrupt voor een loodrechte wand eindigt. Dan maar de andere kant langs. De ijsbergen spiegelen mooi in het troebele water van het gletsjermeer. Langzaam stijgt het pad en krijg ik mooier en beter zicht op de gletsjer. In een kom tussen een paar heuvels ligt een klein vennetje met heel helder water. Aan de oever staat wat veenpluis en het water zelf staat vol met lage rietstengels. Een rots doet dienst al stoel en dan komt voor mij één van de hoogtepunten van IJsland. Absolute stilte. Geen zuchtje wind, geen verkeers of stadsgeluiden alleen oorverdovende stilte. Een paar minuten kijk ik uit over het meertje en probeer geluiden op te pikken, maar niets, slechts mijn ademhaling.
Ik zou hier de hele dag wel kunnen blijven zitten, bovendien heb ik vakantie dus niemand die er iets van zou zeggen, maar na nog een stukje verder te zijn gelopen kom ik uit bij een kloof die een voor mij onneembare hindernis vormt. Tijd om in mijn voetsporen terug te gaan.
De volgende stop Jökulsárlon. Als ik hier aankom moet ik toch even met mijn ogen knipperen. Vorig jaar waren hier extreem veel ijsbergen. Zoveel dat de excursieboten bijna niet uit konden varen. Nu ligt hier nog hooguit 10% van de “normale” hoeveelheid ijs. Voor het eerst sinds 1999 heb ik bijna vrij uitzicht op de Breiðamerkurjökull, de gletsjertong die verantwoordelijk is voor de aanvoer van de ijsbergen.
Vooraan liggen nog wel mooie stukken ijs. Maar het is even een teleurstelling. Het Jökulsárlon was in 1999 bij mijn eerste bezoek aan IJsland de locatie die het meeste indruk op mij had gemaakt en mij het meeste raakte. Maar er is meer mis met het meer. Dit is ook de eerste keer dat ik niet één Stern, niet één stormvogel en niet één zeehond bespeur. Ik wilde zeggen en niet één eidereend, maar eerlijk is eerlijk, ik heb er twee gezien. Het raakt me diep. Eén van de mooiste plekken op aarde waar ik altijd met veel plezier kwam is nog slechts een schim van wat het ooit was. Misschien is het tijdelijk en ligt het volgend jaar weer vol met ijsbergen, maar voor nu zie ik vooral een groot leeg meer.