Maandag 12 augustus
Rond 09:00 uur starten we de auto en zetten koers naar Krossness. Krossness is het noordelijkste plaatsje van Strandir. Volgens de reisgidsen is dit een eenzame maar avontuurlijke weg. Vanwege het “avontuurlijke” hebben we de opzetunit achtergelaten op de camping. Dit blijkt niet voor niets. Diepe kuilen, brede sleuven en flinke stukke steen hebben dit wegdek geteisterd. Er zijn verschillende klimmen en afdalingen van 14%, en op plaatsen is de weg erg smal. Het is wel genieten. Dan weer rijd je vlak langs het water, om even later weer vanaf een 200 meter hoogte op het water neer te kijken. Af en toe stoppen we voor het maken van foto’s, en het laten inwerken van het landschap. Het laten inwerken van de temperatuur gaat vanzelf. Het zal vandaag niet boven de 12 graden uit gaan komen. Onze eerste lange stop is Djúpavík. Een spookstad volgens de reisgidsen. De oude haringfabriek ziet er inderdaad spookachtig uit, net zoals de restanten van een bijna weggeroeste boot. Maar midden in het dorp, dat bestaat uit de roestige boot, een haringfabriek en een stuk of zeven huizen staat een zomerhotel, ‘Hotel Djúpavík’. We gaan maar beginnen met een wandeling naar een bergtop, om Djúpavík vanuit een hoger punt te kunnen bekijken. Het is op zich geen lange, maar wel een inspannende wandeling. We gaan erg steil omhoog, maar krijgen uiteindelijk waar voor ons geld met een mooi uitzicht op het dorpje. Onderweg zien we onder andere nog twee bijna geheel weggeroeste auto´s waarvan er nog een kan worden geïdentificeerd als Subaru. De andere is alleen nog maar roest, en zover bewerkt dat hij onherkenbaar is. Ook liggen er enorme zware stukken van machines, we vragen ons af wie in vredesnaam de moeite heeft genomen om ze helemaal hier te dumpen. Terug bij het hotel nemen we een lekkere kop koffie met een stuk chocolade cake. Van binnen is het hotel lekker knus ingericht. Verschillende schilderijen sieren de muur, en zo te zien hangt er ook nog het een en ander aan huisvlijt binnen. Een goed gevulde boekenkast met veel boeken over IJsland, en de IJslandse vertaling van “Mannen komen van mars” siert een wand. Een mat voor de kast wordt dankbaar gebruikt door een hond die zich graag aan laat halen. Een straalkachel vermomt als open haard verwarmt het vertrek dat nog behoorlijk is gevuld met antieke spullen. We laten ons de koffie en cake goed smaken, alvorens verder richting Krossness te gaan.
De weg dringt zich hier in vele scherpe bochten, en wordt op plaatsen erg smal. Voor tegenliggers moeten we regelmatig ver naar rechts in de berm uitwijken, waar we in de diepte het fjord zien liggen. Het wordt pas echt spannend als een brede tractor ons nadert. We gaan zover mogelijk naar rechts, zodat de trekker ons kan passeren. We rijden naar Gjögur, een vliegveld waar een warme bron zich vlak aan de oceaan bevindt. Deze is volgens de boekjes moeilijk te vinden. We rijden het vliegveld voorbij, en volgen een jeep spoor. Bijna aan het eind, voor de vuurtoren slaan we links af zodat we bijna de hete bron in rijden. We zouden deze bron waarschijnlijk niet hebben gevonden als de eigenaren niet zo vriendelijk waren geweest een groot bord te plaatsen met daarop een verbod voor iedereen voor welk gebruik dan ook van het hete bad. Het licht hier wel mooi, maar we kwamen hier toch al niet om te badderen. We rijden naar het iets verder terug gelegen dorpje, waar een lokale visser bezig is met het schoonmaken van de vis. Het is meer afval dan vis. Kleine stukken worden afgesneden en in een emmer gegooid, grote stukken worden in het water gegooid, waar meeuwen met enkele tientallen dankbaar op afduiken. Er wordt hard gevochten om de vis. De meeuwen komen zelfs uit je hand eten als je ze de vis voor houd.
We rijden verder, en komen tot stilstand in een dorpje wat Krossness nog niet kan zijn. Toch eindigt de weg hier. Een steil pad, een 500 meter terug kan dan de enige doorgaande route zijn. We rijden dus en stukje terug, en nemen de steile weg omhoog. Een twee kilometer verder zien we schuin beneden ons aan het strand een fel azuurblauw badje. We zetten de auto op het strand, lopen naar de kleedkamers, waar we ons omkleden en douchen. Dan dalen we af in het warme water. Het water is heerlijk, en het uitzicht over de oceaan lekker rustgevend. Ruim een uur lang hebben we het zwembad voor ons zelf. Tegen de tijd dat wij het water verlaten verschijnen drie nieuwe gasten.
Bij het plaatsje Arnes stoppen we even voor het fotograferen van een houten kerkje uit 1850. Er tegenover staat een wat modernere kerk. Zo modern dat je die in deze uithoek niet zou verwachten. Als ik het oude kerkje fotografeer hoor ik achter me een stem. “Hallo, Godan dagin”, “eg ekki tala Islensku” zeg ik. “Oh, Tala Ensku”? “Ja eh yes”. Hij is bijzonder geïnteresseerd in onze auto. “Zijn die goed, Mitsubishi’s”. Ik antwoord hem dat wij er nog nooit problemen mee hebben gehad. Hij vraagt naar mijn beroep, Systeembeheerder zeg ik. Ah, Komt dat goed uit, hij heeft namelijk sinds 2 weken een computer, en komt niet op het internet. Ik zeg hem dat ik wel even kan kijken wat het probleem is. Dankbaar laat hij me binnen, waar het wonder van techniek staat opgesteld. Ik start internet explorer, en krijg zonder problemen contact. Het probleem blijkt dat hij vanaf hier niet weet hoe verder te gaan. Ik laat hem het een en ander zien, waarop hij zegt dat ik eigenlijk een hele week zou moeten blijven om het hem te leren. Hij komt uit de buurt van Akureyri, maar woont al erg lang in Arnes. Hij heeft een eigen eilandje, een paar honderd meter uit de kust waar hij eindereenden heeft voor het dons. Hij zoekt hiervoor eigenlijk werkstudenten die in de periode mei juni komen helpen met het verzamelen en schoonmaken van de dons. We drinken een kop koffie, en worden uitgenodigd mee te eten, of zelfs te blijven slapen. Maar buiten wordt het steeds mistiger, en donkerder. We moeten ook nog dik 1,5 uur rijden, dus nemen we afscheid. Onderweg stoppen we nog een paar keer om te genieten van de mooie natuur. Tegen de tijd dat de zon onder gaat breekt de lucht weer open, en zet de omgeving in de mooiste warme rode kleur die je je voor kunt stellen. Een 200 meter verderop stijgt een groep van een twintig ganzen op. Een mooi gezicht tegen de donkere rode lucht. Uit de luidspreker van de auto radio schalt Sigur Rós met het nummer “Svefn G Englar” Ik rijd wat langzamer door, en met Sigur Rós nemen wij afscheid van deze mooie dag met een prachtige zonsondergang. Als we de camping opdraaien is het 22:00 uur.
Dinsdag 13 augustus,
We vervolgen onze weg naar Hólmavík. Op de camping hebben we het water bijgevuld, en de camperunit terug geplaatst. Aangekomen in Hólmavík zoeken we eerst een benzinepomp, en daarna een supermarkt. We zaten wat krap in onze voorraden. We bezoeken even de haven, alvorens de route te vervolgen. We willen naar de Svartifoss van de Westfjorden. Dat is, makkelijk. Zodra we aan het einde van het Kollafjörðúr komen zien we in de verte een waterval die helemaal is omgeven door zwarte rotsen. We draaien af en rijden naar de boerderij Fell. Als we aanbellen doet een jongen van ongeveer acht jaar oud het woord, in engels. Even later staat zijn moeder erbij, verbaasd over waarom er engels wordt gesproken. We vragen toestemming om de auto te parkeren, wat hier anders, erg moeilijk zou zijn. Ze vindt het geen probleem, en wijst ons tevens hoe we het beste kunnen lopen. Ze waarschuwt nog even dat het erg steil is. Na een 10 minuten komen we bij een oud vervallen kerkhofje. Enkele graven, en een toegangshek zonder verdere omheining. We lopen door, en na een half uurtje staan we bij de Svartifoss. Er valt nu niet meer zo veel water, en het grotje dat er zou moeten zijn is niet meer dan een soort afdak. Hier heeft vast geen vogelvrijverklaarde gewoond zoals in menig reisgids staat vermeld. Even voel ik de onweerstaanbare drang even achter de waterval te gaan staan. Mijn schoenen vinden echter geen houvast, en bepalen dus dat ik maar langs de waterval moet blijven. We nemen de omgeving in ons op en lopen terug naar de boerderij Fell. Bij het kerkhofje stop ik even om wat te kijken. Het laatste graf is hier in 1976 toegevoegd. Het wordt aangeduid door een spierwit plastic kruis, met aan de voet een kitscherig plastic engeltje.
Terug bij de boerderij is ook de eigenaar aanwezig. We maken een praatje en hij nodigt ons uit voor een kop koffie. Bij de voordeur doen we onze schoenen uit, alvorens door te lopen naar de keuken. Hij verdwijnt even naar de kamer en komt terug met een fotoalbum. Er staan mooie plaatjes in van zijn boerderij Fell. Zijn dochtertje komt er bij zitten, en probeert te volgen waar het over gaat, maar ze spreekt geen woord engels, en wij geen woord IJslands. Dan komt er een foto op tafel uit de krant waar zij op staat met twee lammetjes onder haar armen. Vroeg in het jaar geboren en dus bijzonder. De eigenaar is net klaar met het hooien, en overal liggen grote plastic cilinders gevuld met hooi. Dat zou genoeg moeten zijn om zijn schapen door de winter te krijgen. Ze moeten in ieder geval op stal van oktober tot en met mei. In die periode heeft hij het dus ook niet druk. 2 uur per dag voeren, en de rest is voor lezen, het internet en de tv. Zijn zoon is druk aan het internetten. Voor hem ongeveer het enige vertier in de omgeving. Later wil hij zich gaan vestigen in Reykjavik. Nu gaan ze ongeveer 1 keer per maand naar Reykjavik, voor inkopen, een keer uit eten en een bioscoopje te pikken.
We nemen afscheid, en vervolgen onze weg. We rijden op weg nr. 68, en slaan af naar de 59 richting Stykkishólmer. De zandweg wordt op plaatsen gerepareerd, wat er toe lijd dat we een vrachtwagen moeten passeren die hier vers zand lost. Hij staat zo dicht tegen de as van de weg, dat we nauwelijks ruimte hebben te passeren. Erg langzaam kruipen we er dan toch voorbij. De 59 gaat een stukje over in de 60, en na een paar kilometer nemen we dan weg nr. 54. Op alle kaarten staat dat we op de 57 rijden, maar de bordjes zeggen het anders. Even is dat natuurlijk wel verwarrend. De wind is langzaam aan het overgaan in een storm, en regelmatig krijgt onze auto een tik van de wind mee. Dit samen met mijn vermoeidheid doet ons besluiten een plek te zoeken voor de nacht.. We draaien de auto van de weg af, en parkeren aan een stroompje.