Menu Sluiten

Zondag 4 augustus,

Midden in de nacht word ik wakker. De zachte regen heeft plaats gemaakt voor een plensbui. Ik draai me nog maar eens om, en val weer snel in slaap.
De volgende morgen regent het nog steeds. Wandelen is niet leuk, in de camper blijven is vervelend, verder rijden weinig zinvol. Er zijn toch nog dingen hier die ik graag wil zien. Als de regen even ophoudt koppelen we de camper van de auto. We willen naar Rauðisandur, en de weg er naartoe, de 614 schijnt niet een van de betere wegen te zijn. We verlaten Patreksfjörður richting Látrabjarg. Na een kleine 10 kilometer komen we een oude bekende tegen, Gardar. Een van de eerste IJslandse metalen boten die hier in een behoorlijk snel tempo weg staat te roesten. Weer een paar kilometer verderop nemen we afslag 614 naar Rauðisandur. Het eerste gedeelte van de weg is nog redelijk, maar er vallen steeds meer gaten in het wegdek, en af en toe zijn er behoorlijk steile stukken in de weg. Ik ben blij dat de camper nog op de camping staat. Door de aanhoudende regen is het wegdek ook behoorlijk glad. Als finale komt er een 10% afdaling over een lengte van 2 kilometer. Een grauwe deken van bewolking hangt over de kust. Dit kan niet voorkomen dat ik onder de indruk ben van het rood gouden zand wat hier als strand fungeert. We rijden tot het eind van de weg. Hier ligt het meest westelijke dorp van Europa, bijzonder is dat natuurlijk niet, want hier op de Westfjorden staat ook nog de meest westelijke vuurtoren van Europa, het meest westelijk gelegen guesthouse van Europa, en zo loopt er vast ook ergens het meest westelijke schaap van Europa.
We doen hier en poging om naar het strand te wandelen, maar na een paar minuten kunnen we de lol niet meer inzien van het lopen in de stromende regen, en keren we terug naar de auto. We zullen er het weer nog maar eens op aankijken en zien of we morgen nog eens gaan kijken als het wat beter weer is. Voor het maken van foto’ wel zo fijn. We rijden de weg weer terug met nu een 10% stijgende weg die verder naar het einde steeds beter wordt. Bij de kruising draaien we links richting Látrabjarg, jawel het meest westelijke punt van Europa.
Als je niet beter wist zou je denken dat je in een of ander tropische gebied rond rijdt. Prachtige gele stranden, en azuurblauw water. Je zult dan toch wel schrikken als je er in springt. Vanaf de weg krijgen we nog een mooi uitzicht op Breidavík. Ook hier een prachtig goudgeel strand en een azuurblauwe zee. Het enige wat nog ontbreekt zijn de palmbomen.
Een half uurtje later staan we op Látrabjarg, of althans proberen we hier te staan. De wind probeert ons telkens over de kliffen heen te duwen. De natte modderige ondergrond biedt weinig houvast, en de meest westelijke schapen van Europa hebben hun beste beentje voorgezet om de modder met hun uitwerpselen nog smeuïger te maken.
Zouden de papegaaiduikers er nog zitten? Je hoort meestal dat ze begin augustus al weer het ruime sop kiezen. Gelukkig hebben ze dat nog even uitgesteld. De kliffen zijn nog steeds druk bewoond door de kleine vogel. Verder duizenden meeuwen, en honderden Alken. Tussen de buien door kan ik wat foto’s maken. De droge periodes worden steeds langer. Na een uurtje hebben we het dan wel weer gezien. Op de terugweg stoppen we nog even bij het strand. Hier hebben wind en water bonje met elkaar. De golven proberen het strand te bereiken, en de wind probeert op zijn beurt weer het water terug te blazen. Gevolg, aanstormende golven met daarboven een wolk nevel die terug geblazen wordt. Even verderop hebben enkele duizenden meeuwen een plekje op het strand gevonden. Allemaal met de neuzen dezelfde kant in. Het lijken wel Scheveningse badgasten bij 30 graden Als ik naar ze toe loop om een groepsfoto te maken blijken ze meer verlegen dan ik dacht. Duizenden meeuwen kiezen op hetzelfde moment het hazenpad. De drukte in de lucht is enorm. Een 100 meter verderop strijken ze weer neer.
Als we ook hier van genoeg gezien hebben, rijden we weer terug naar Patreksfjörður, en naar de camping. De lucht begint steeds meer open te breken, en waarachtig komt er steeds meer blauw tussen de wolken door. Dan zie ik links van me in de verte Patreksfjörður al liggen. Alleen is het dan nog een dikke 40 kilometer voordat we er zullen zijn. Aangekomen bij de camping spiegelt de zon zich al in het water, Ik hoop maar dat dit een bode is voor beter weer.

Maandag 5 augustus,

De bewolking is weer terug. Als een grauwe deken hangt hij boven Patreksfjörður. Na het ontbijt zetten wij de combinatie pick-up/camper weer in elkaar. We rijden naar de 63, en laten Patreksfjörður achter ons. Binnen de kortste keren rijden we door zo’n dikke mist dat we de berm van de weg al niet meer zien kunnen. Met een hele kleine 30 kilometer per uur rijden we verder over deze door diepe kuilen getergde weg. Het rijden is zo erg vermoeiend. Plots doemt uit de mist een tegenligger op. Ondanks onze lage snelheden moeten we beide snel reageren. Dit gebeurt keer op keer. De mist en de slechte staat van het wegdek maken het rijden weinig ontspannend. We rijden langs mooie fjorden, waarvan de omliggende bergtoppen op 600 meter hoogte vlak zijn afgesleten door de gletsjers. Hier zijn ze afgesneden door een ondoordringbare mist. Jammer, dat nu we in de Westfjorden zijn, er zo weinig te zien is.
We dalen weer af van de hoogvlakte, en rijden de Reykjarfjörður in. In de verte zien we stoom opstijgen, Een hete bron? Ja en nee. Het is een door een hete bron gevoed zwembadje. Natuurlijk stoppen we hier. Het omkleedhokje heeft al heel wat te lijden gehad. De deur en alle ramen ontbreken. Maar je staat binnen toch redelijk uit de wind. We kleden ons om, en in onze zwemkleding haasten we ons naar de rand van het zwembadje. Koud, koud, koud, warm, warmer aaah, we zitten ondergedompeld in het water. Heerlijk!!!! We blijven een uurtje in het zwembadje hangen alvorens we besluiten verder te gaan. Uit het water is het wel erg fris. Opgewekt rijden we verder over de modderige weg. Zodra de weg weer begint te stijgen wordt de mist weer dikker. Op het moment dat ik me net begin af te vragen waar we zijn rijden we zowat in volle vaart, (een kleine 30 km per uur) een T-splitsing op. Rechts kunnen we hier terug naar Brjánslækur, links gaat het naar Ísafjörður. Ondanks dat we nu weer op de 60 rijden blijft het wegdek van erbarmelijke kwaliteit Enkele kilometers verderop staat een bordje dat naar links wijst met de tekst “Dynjandi”. Gelukkig weten we dat we de weg gewoon moeten blijven volgen, anders zouden we misschien wel het verkeerde pad ingeslagen zijn. Zodra we de afdaling naar Dynjandisvogur inzetten wordt de mist snel minder. Vanaf de camping zien we Dynjandi half in de mist verscholen stromen.
We lopen langs de linkerzijde een pad omhoog. Volgens de borden, en te zien aan de paden zouden we rechts omhoog moeten. In de “Rother wandelgids” staat echter links, en aangezien we rechts in 1999 al gewandeld hebben maken wij gebruik van de alternatieve route. We moeten door heuphoge boompjes het pad volgen, wat als resultaat heeft dat mijn broek tot op heuphoogte doorweekt is. Even overweeg ik terug te gaan, maar de Dynjandi roept. De waterval is werkelijk een geschenk van god. Volgens mij ook wel de mooiste van IJsland. Jammer alleen dat de lucht zo grauw is, maar je krijgt het weer zoals het komt. Ik loop met mijn camera in de hand een beetje rond om te zien of er nog iets bijzonders vastgelegd kan worden, als ik door de lens plots een gele bol door het wolkendek zie verschijnen. Binnen een kwartier van asgrauw naar hemelsblauw, dat kan ook alleen maar als je in IJsland bent. Het leven is meteen een groot feest, en de ontspan knop van mijn camera moet het dan ook hevig ontgelden. Al snel moet ik een nieuw rolletje in de camera stoppen. Ans heeft het allemaal iets sneller gezien, en loopt weer terug naar beneden. Ik blijf wat langer, om de vele wonderen der natuur vast te leggen met mijn camera.
Ik daal langs het pad weer af, en moet vaak moeite doen het pad weer te vinden. De dichte begroeiing ontneemt het zicht behoorlijk. Verschrikkelijk…… verdwalen in een IJslands bos. Uiteindelijk sta ik dan toch beneden. En nu, langs de andere kant weer omhoog. Ook hier blijf ik me verbazen hoe mooi deze waterval is. Ook de vele kleine watervallen die je onderweg tegen komt zijn prachtig. Met helderwit schuim valt het water naar beneden, om vervolgens in het prachtige blauwe riviertje verder te stromen.
We blijven overnachten op de plaatselijke camping, en ik blijf buiten totdat de laatste zonnestralen achter een van de bergen van de Westfjorden verdwenen zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *